Over het onmogelijke mogelijk maken

Interview met Wout

Wout studeert Spatial Design. De vorm van een gebouw staat voor mij op nummer één. Ik wil mensen even stil laten staan. Gewoon een moment van 'huh?'

Ken je het Bilbao Museum? Met van die metalen golven. Ik weet niet hoe ik het gevoel moet omschrijven als ik dat zie, maar... je wordt overweldigd. Eigenlijk kan dat gebouw helemaal niet, dat zeiden veel mensen ook bij het oorspronkelijke ontwerp. Aan het uiteindelijke gebouw zie je nog steeds dat het eigenlijk niet kan. Toch staat het er. Het tart de grenzen van wat mogelijk is...ja, dát wil ik. Zulk soort gebouwen maken. Waarbij het effect is, als je er naar kijkt, dat jijzelf ook een soort nieuwe impuls krijgt. Dat er iets kan waarvan je dacht dat het niet kon.

Spatial Design

Spatial Design is Product Design met oog voor de context. Product Designers maken individuele objecten, over het algemeen dingen die je kunt verplaatsen. Bij Spatial Design maak je grotere objecten, meestal gebouwen. Die staan op één locatie, en moeten dus reageren met de omgeving.

Waar de baan van een architect volgens mij voor tachtig procent bestaat uit berekenen of iets wel of niet kan, en twintig procent uit het daadwerkelijke verzinnen, staat dat creatieve deel hier centraal. We worden opgeleid tot kunstenaars die baanbrekende gebouwen zoals het Guggenheim ontwerpen. Ik denk dat architectuur in de praktijk vaak veel praktischer is. Kijk bijvoorbeeld naar dat gebouw hier aan de overkant: Dat is toch niet leuk om naar te kijken? Nou, ik denk dat als je architectuur of bouwkunde hebt gestudeerd, je sneller dat gebouw aan de overkant zult ontwerpen. En dat je hier, in ieder geval in potentie, wordt opgeleid voor het Guggenheim.

Leerprocessen en afstraffingen

Dit eerste jaar draait helemaal om je ontwerpproces. Als je alleen je eerste ingeving uitwerkt, wordt dat... ja, keihard afgestraft. [lacht] Ik heb een docent die zei 'ik heb een hekel aan ideeën'. Daar kan ik me nu eigenlijk wel in vinden. Je eerste idee, daar klamp je je vaak aan vast. Maar ja; hoe groot is de kans dat het eerste idee dat je hebt, gelijk het beste is?

Ik heb dit jaar geleerd dat ik heel eigenwijs ben. Als ik feedback krijg ga ik er altijd eerst even vol tegenin. Vaak bespreek je tijdens projecten één keer in de week je ideeën met de docent en krijg je feedback. Nou, dan hoorde ik van 'hartstikke tof'...en hij/zij had een aantal verbeterpuntjes. Dus ik er tegenin. En een uur later ga ik er dan alsnog mee aan de slag.
Eigenlijk heb ik de waarde van het loslaten geleerd. Als kunststudent vind je je eigen ideeën natuurlijk geweldig, ben je eigenwijs. Maar ik heb nu geleerd dat je juist door te luisteren en los te laten, bij de echt interessante dingen komt. Als je een ideetje hebt en dat uitwerkt; tja, dan heb je een leuk dingetje gemaakt. Maar je hebt niks ontworpen. Een vereiste als student is dus dat je je laat beïnvloeden, dat je daarin meegaat. Zelfs het beste idee in je hoofd kan nog verbeterd worden.

Over ontwerpen

Je wordt hier heel vrij gelaten, het hoeft niet te kunnen wat je bedenkt. Je wordt zelfs aangemoedigd om onmogelijke dingen te ontwerpen. Tegen de tijd dat je afstudeert ben je wel weer overal rekening mee aan het houden, maar denk je in ieder geval niet meer binnen de normale kadertjes.

Dit jaar leerde ik ontwerpen met abstracties: Dat is een methode om vanuit associaties naar de grote lijnen te komen die jij in een onderwerp belangrijk vindt. We moesten een folley, een gebouw dat puur kunstwerk is, ontwerpen voor mijnwerkers in het Rurhgebied. Ja...waar moet je dan beginnen?

Heel simpel. Welke woorden passen bij die mijn, die mijnwerkers, die ruimte? Bijvoorbeeld donker, zwaar, sterk. In het begin kom je natuurlijk op dingen die iedereen zou zeggen. Maar naar aanleiding van die woorden ga je beeldmateriaal zoeken, ga je verder op die abstracties, en daar zoek je weer nieuwe begrippen bij die persoonlijker zijn. Bij mij was bijvoorbeeld 'verlossing door verlichting' een van de hoofdthema's waar ik op uitkwam. Ik heb toen een gebouw bedacht dat er van de buitenkant heel zwaar en drukkend uitziet, een enorme natuurstenen massa met een klein, laag framework eronder zodat je gebukt naar binnen moet lopen. In het midden kom je ineens bij een open plek, waar je de lucht ziet en verblind wordt door het licht: de verlossing.

Keuzes en normaal doen

Na mijn jeugd in een klein dorpje, tussen de saaie grijze mensen, ben ik naar Amsterdam gevlucht. Een studie Communicatie. Dat heb ik nog geen twee maanden volgehouden. En toen besefte ik: Ik wil eigenlijk graag die 'normale', grijze mensen laten zien dat er meer mogelijk is. Je hóeft niet normaal te doen. Het mag natuurlijk wel, maar het is net als met zo'n ontwerpproces. Veel mensen kiezen om normaal te zijn omdat het de eerste optie is, omdat iedereen het doet. En als je je bewust wordt van de mogelijkheden, heb je pas écht een keuze.

Nou ja...eigenlijk zitten op deze opleiding hele normale mensen, hoor. [lacht] Het is toch wel toegepaster dan bijvoorbeeld Fine Arts. In dit gebouw zijn wij de meest nuchtere mensen, denk ik. Hier heb je aan het eind gewoon een gebouw. Bijvoorbeeld, je maakt een ziekenhuis, daar worden mensen in geopereerd. Hoe concreet wil je het hebben?

Als ik moest kiezen tussen een gebouw dat heel veel vorm heeft maar geen functie – dus dat je er niet in kunt slapen, wonen, werken – en een gebouw dat heel veel vorm heeft én een functie... ja, dan zou ik die combinatie heel leuk vinden. Volgens mij heeft hoe iets eruit ziet, meer effect op je dan je denkt. Dat is het verschil of jij je als gebruiker rot voelt of fijn. Toch blijft de vorm voor mij het aller- allerbelangrijkste. Dat je iets maakt waar je trots op kunt zijn. En als er zo'n gebouw in je stad staat, kun je daar als bewoner natuurlijk ook trots op zijn. Kijk bijvoorbeeld naar het Opera House in Sidney.

Over tien jaar ben ik hopelijk het nieuwe Opera House aan het ontwerpen. En ik heb een eigen bureau. Dat sowieso, natuurlijk. Want ik ben te eigenwijs om voor een baas te werken. [lacht]