Interview met Kevin Osepa

‘Het is mij nooit om die kleuren te doen’

Constant op zoek zijn naar thuis en dat nooit hebben. Zo omschrijft Kevin Osepa de kern van zijn werk. De nieuwste film (Watamula) van deze alumnus Photography kreeg onlangs drie nominaties van het Nederlands Film Festival. Zelf hoopt hij vooral dat zijn werk voor een open gesprek zorgt, want blinde vlekken hebben we genoeg. ‘Dat we verandering willen, moeten we omarmen.’

'Het zegt natuurlijk wel iets over het perspectief van de kijker'

Als je kleurgebruik ziet als essentieel in het werk van Kevin Osepa (Curaçao, 1994), mis je de essentie. ‘Het zijn kleuren die er op Curaçao nu eenmaal zijn, maar het is mij nooit om die kleuren te doen. Toch is het interessant als iemand dat benadrukt, want het zegt natuurlijk wel iets over het perspectief van de kijker. Natuurlijk, de kleuren in mijn werk of zoveel kleur samen, komen niet veel voor in Nederland. Maar ook in mijn nieuwste film Watamula gaat het om andere dingen: masculiniteit binnen de Antilliaanse context, het paradijs als paradox, eindeloos op zoek zijn naar een thuisgevoel.’

Kevins gedachtegoed zoemt binnen vanuit Curaçao, waar hij twee, drie maanden per jaar is. ‘Ik heb dat gemis wel nodig. Het is goed om in Nederland te wonen, want telkens als ik terugkeer naar mijn geboortegrond kijk ik met een andere blik. In het begin was die romantisch: ik zag een mooie plek, het voelde als thuis. Maar nu ik acht jaar in Nederland woon, zie ik ook pijnpunten op Curaçao. Ik hoor niet hier en niet daar. Dat heb ik geaccepteerd, dit is mijn identiteit nu. En omdat die deel uitmaakt van een collectieve identiteit, vind ik het belangrijk om er werk over te maken.’

'Nu vind ik dat “humor” naar een vorm van onwetendheid verwijst'

In zijn HKU-tijd zeiden docenten dat er ‘humor’ en ‘spiritualiteit’ in zijn werk zat. Was er de behoefte om de inhoud verder toe te lichten en de ‘blinde vlekken’ uit te wissen? Kevin: ‘Jawel, maar dat durfde ik niet. Het zijn toch je docenten. Ik was destijds een beetje timide, en wist niet zo goed hoe ik hun kwalificaties moest zien. Misschien was ‘humor’ wel een groot compliment. Achteraf zag ik het wel en nu vind ik dat ‘humor’ het een soort primitieve tint geeft of naar een vorm van onwetendheid verwijst. Terwijl ik het ook toen inhoudelijk over afro-spiritualiteit had. Wat ik hoop dat kijkers nu uit Watamula meenemen? Ik ben heel benieuwd wat ze zien. Ik gebruik veel code-taal en symbolen, waardoor er veel ruimte voor interpretatie is. Het is een verhaal met een duidelijk verloop van begin naar einde, maar op sommige plekken denk je misschien: ‘Wat gebeurt hier?’ Dat zijn de momenten die aanleiding zijn voor zinvolle gesprekken over mijn thematiek.’

In zijn lessen aan eerstejaars op HKU probeert Kevin ook blinde vlekken te onthullen, een breder perspectief te bieden. ‘In de eerstejaars herken ik mezelf. De opdrachten die ik geef, kreeg ik ook. Daardoor heb ik er veel feeling mee. Toch is het soms lastig om de aansluiting te vinden; je merkt echt dat je zelf in een andere fase zit. Daarom moet je ze heel veel voeden. Als studenten bezig zijn met hun geaardheid, geef ik ze zoveel mogelijk referenties. Bijvoorbeeld uit Zuid-Amerika of Nigeria. Hiermee maak ik ze bewust van de positie die ze in hun werk innemen ten opzichte van wat er zich daarbuiten afspeelt. We zitten in een tijd waarin er grote behoefte aan verdieping is. Ook bij studenten. Dat we verandering willen, moeten we omarmen. Het zal niet in een paar jaar bereikt zijn, maar ik ben blij dat het gesprek wordt gevoerd.’