Die maakbaarheid is een illusie

Tien jaar lang bouwde Bart van Rosmalen aan zijn lectoraat Kunst en Professionalisering. Zijn ideeën over muzische professionalisering bracht hij stap voor stap in praktijk, zowel op als buiten HKU. Met drie boeken en het vijfde Musework Festival zet hij komende zomer een punt achter zijn lectorschap. Hij zwaait af op het moment dat onderzoek op HKU vaste grond onder de voeten lijkt te krijgen.
Is het moeilijk geweest om onderzoek op HKU onder de aandacht te brengen? ‘Lekkere open vraag is dat… maar ik moet dat wel beamen. Ten eerste hebben we onze eigen mores – ik ben het daar niet altijd mee eens – bij het definiëren van wat onderzoek is. Dat schept toch afstand tot de praktijk. De onderwijspraktijk ontkomt niet aan de hitte van de dag: Kloppen de roosters, zijn er lokalen beschikbaar, hebben we overal een docent op zitten? En ten tweede zijn we niet direct verbonden aan de schools, maar hangen we onder het collegebestuur. Dus ja, de uitwisseling tussen schools en onderzoek - en andersom – die kan beter.’

Buiten dat legt HKU de afgelopen jaren wel meer nadruk op onderzoek. Zijn we met ons onderzoek in de kunsten een eigen plek aan het opeisen?
‘Dat is zeker zo. We maken er meer ruimte voor en stellen ons zelfbewuster op. Dat HKU onderzoek nadrukkelijk op de voorgrond zet, zie je ook aan de komst van nieuwe lectoren. Een achterliggende reden is dat de samenleving in toenemende mate een beroep op de kunsten doet. We zoeken naar andere denkwijzen, nieuwe manieren van zin en betekenis geven, het anders omgaan met de complexiteit van deze wereld. Die vraag uit de samenleving is ook voelbaar via studenten die bij ons aankloppen en daarmee neemt de urgentie van wat we doen maatschappelijk ook toe. Minister Dijkgraaf verwoordt het goed wanneer hij stelt dat we voor het onbekende staan en daarom een beroep wordt gedaan op de wetenschap en de kunst. Kunst heeft daar een eigen rol in te vervullen, want kunst in je rugzak hebben is van grote waarde bij het betreden van dat onbekende.’

Is daarmee de functie van de kunsten compleet veranderd; van kunst om de kunst naar kunst die oplossingen voor onze problemen aandraagt? Op onze website staat bij steeds meer studies dat studenten daar leren om ‘maatschappelijke vraagstukken op te lossen.
‘Daar heb je allerlei gradaties in, en die variëren per discipline. ‘Oplossen’ klopt wat mij betreft als formulering niet. Het is te instrumenteel. Wel is het zo dat er steeds meer vraagstukken liggen, waarbij we niet goed weten hoe we die kunnen tackelen. Door kunst erbij te betrekken, maak je ruimte om anders te denken en je op een andere manier tot elkaar te verhouden. Daarom vind ik ‘ruimte maken voor iets wat nieuw is’ dichterbij de realiteit liggen dan ‘het oplossen van vraagstukken’. Anders wordt kunst de nieuwe consultant van de samenleving. En ik geloof niet dat we dat zijn.’

Wat is de gemene deler van de vraagstukken waarvan we niet weten wat we er mee moeten?
‘De grote vragen van deze tijd gaan over de afname van de maakbaarheid. Heel lang hebben we onszelf voorgehouden dat de wereld maakbaar zou zijn. We zien nu in allerlei dossiers ver en dichtbij huis – klimaat, oorlogen, vluchtelingen, toeslagenaffaire, Groningen – dat die maakbaarheid een illusie is. Daarin heeft de kunst veel te doen, juist ook op het vlak van betekenisgeving en je verhouden tot wat niet lukt. Hoewel het niks oplost, leren we door kunst om te gaan met het tragische. En nogmaals, het oplossen van maatschappelijke problemen vind ik suggereren dat er een nieuwe maakbaarheid zou zijn. En ook dat is een illusie.’

Hoe plaats je de opkomende herwaardering van het ambacht op HKU ten opzichte van het inzetten van creativiteit bij maatschappelijke kwesties?
‘Kijk, ik heb in mijn proefschrift bewust dat woord muzisch opgevoerd.
Vaak werd me gevraagd: Waarom muzisch? Daarop zei ik dat het belangrijk is het niet alleen over de kunst te hebben. Het gaat er niet om dat ik goed kan cellospelen of goed kan tekenen. Het gaat erom dat ik mijn kunstenaarschap en die kunst in allerlei maatschappelijke contexten kan uitvoeren en inzetten. We leiden niet meer alle musici op voor een concertzaal, of theatermakers voor een zwarte doos of alle beeldend kunstenaars voor een witte galerie. Dus al die alumni van HKU – gekwalificeerde, ambachtelijk geschoolde mensen in hun discipline - komen in allerlei werkcontexten terecht. Mijn stelling is dat de ambachtelijkheid van kunst in die context minstens zo veel een ambacht is dan het ambacht in de vroegere definitie. Mijn boek gaat ook heel sterk over ambachtelijkheid, maar niet over de ambachtelijkheid van toonladders op een cello. De herwaardering van het ambacht is een goede zaak, maar maak er alsjeblieft geen retro-beweging van. Het gaat erom om die ambachtelijkheid te herwaarderen in de wereld waarin we nu leven en de praktijk die nu gegroeid is.’